Brief Michelangelo,
Eén van de grote voordelen van een godsdienstles geven, is dat je met allerlei geloofsthema's aan de slag mag gaan. En dat je daarbij wel moet vertrekken bij het begin, de kern, de basisinzichten.
Neem nu het thema opvoeden. Je kan daar al een halve boekenkast over gelezen hebben, maar als je er een les over gaat geven, begin je met naar de absolute basis te kijken waarbinnen elke opvoeding kadert. In het handboek voor het zevende jaar BSO hebben ze daar welgeteld twee woorden voor nodig: zijn en hebben.
Het "zijn" wijst erop dat elk kind mag ervaren dat het er mag zijn zoals het is, dat het aanvaard wordt. En hebben wil zeggen: vertrouwen in het kind hebben. Het handboek suggereert dat de leerkracht hierbij de band legt met hoe onze God op dezelfde manier mensen aanvaardt zoals ze zijn en er ook het volle vertrouwen in heeft dat ze groeien, dat ze hun eigen weg wel zullen vinden.
Mij doet het meteen denken aan jouw fantastische schilderij in de Sixtijnse kapel in Rome, waar Gods scheppende vinger net niet meer de wijsvinger van de net tot leven geroepen mens raakt. Wat een dynamiek van reiken naar mekaar en loslaten!
En dan slaak ik een diepe zucht wanneer ik in Tertio van vorige week een standpunt lees over de veel te lage kwaliteit van sommige communievieringen, met liederen die te emo zijn, te vlakke verhaaltjes en een groot gebrek aan sacraliteit en waardigheid van de liturgie. In andere klassen heb ik al meegemaakt dat spreken over Jezus leidt tot het samen beginnen zingen van de liederen, die ze jaren daarvoor voor hun communie hebben geleerd. En dat klinkt dan zo kinderlijk dat ik me vragen stel over hun geloofsgroei. En van mijn scoutsdochters weet ik dat als de dagtocht zwaar begint te wegen, omdat ze een paar keer verloren liepen, het "tot zevenmaal zeventig maal vergeef ik een ander zijn schuld, de Heer heeft met mij ook geduld" ontelbare malen wordt ingezet.
En dan vraag ik me af: wat gaat er allemaal precies om in communievieringen? Is het beoordelen van zo'n viering op basis van de vormgeving wel voldoende om te oordelen over de kwaliteit van wat daar gebeurt?
In Tertio van deze week slaagt Ignace Verhack er in het accent van de vorm van communievieringen te verleggen naar het basisinzicht over liturgie. En ook dat is: zijn en hebben. Voor hem gaat het er om dat in een communieviering aan een heel specifieke doelgroep duidelijk wordt gemaakt dat de God waarin wij geloven ook in hun leven geïnteresseerd is en naar hen verlangt. Dat proberen zeggen, vraagt om hen in de liturgie zo dicht mogelijk te naderen, om met liefde te zeggen dat God van hen houdt. En hen uitnodigen die liefde te beamen.
Het goddelijke mysterie van de liturgie is dat die ontmoeting gebeurt. Dat de mens zich uitstrekt naar Gods reikende vinger, zoals in jouw meesterlijke schilderij.
Hartelijke groet,
Rita Boeren
Geen opmerkingen:
Een reactie posten