De laatste jaren valt het me sterk op dat jongeren een genante situatie of een pijnlijk iets dat ze hebben meegemaakt, vlot afronden met de uitdrukking: “dat was lachen!” Als je dan inbrengt: “dat zal toch wel niet zo plezant geweest zijn”, herhalen ze met klem: “Neen! Da’s lachen!” Vrolijk zijn, positief staan in het leven, zelfs als het pijn doet, het is voor hen een sociale must. Leven is genieten. Ook de toekomst lacht hen stralend toe. Alles ligt in het bereik van hun wil. Problemen? Moeilijkheden? Dat is iets voor depressieve mensen. Koning lach is aan de macht. Gelukkig hoeven ze zich ook veel minder dan vroeger te schamen voor een lach. Hun parelwitte tanden zijn netjes
op een rij geduwd en vast gecementeerd door een legertje orthodontisten.
Ik moet zeggen dat ik last heb met jou, koning lach. Niet omdat ik iets heb tegen lachen. Integendeel. Ik vind “ergens de leuke kant van inzien”, een situatie verluchten met humor, de beste remedie tegen verzuring en het verzeilen in een klaag- en zeurcultuur. Een lach verjaagt de spruitjeslucht, zoals Nederlanders dat zo mooi noemen. Wat ik lastig vind aan jou is dat je gebied aanslaat dat het jouwe niet is. Wat pijn doet, moeilijk onder ogen te zien is, duw je steeds weer en steeds beter opzij, verpletter je onder een lach. Ik geloof niet dat dit goed is. Ik kan niet aannemen dat je meer mens wordt door lachend over alle kwetsuren heen te schuiven.
Kijk naar Kalil Gibran. Hij hield wel van droefheid. Want dan heb je meer contact met je diepere roerselen. De dingen die pijn doen en droef stemmen, leren je meer over jezelf dan je opperste momenten van vreugde. En is jezelf goed kennen niet de beste weg om de stormen van het leven te doorstaan? Gibran vond van wel. Al vond hij het tegelijk ook heel mooi om toch vrolijk te zijn in de buurt van vrolijke harten. Voor alles is er dus een tijd en een plaats.
Koning lach, één terrein heb je nog niet weggedrongen. Ook jouw onderdanen voelen dan hun droevig hart: als ze in een kerk zijn voor een begrafenis. Terecht dat ze daar helemaal van ondersteboven geraken. Logisch ook dat ze geloven vlot in verband brengen met iets voor depressieve tijden en depressieve mensen. God mag er zijn, maar enkel in noodsituaties en voor die mensen die het zelf niet aankunnen.
God je leven gelukkig maken? God je doen lachen? Geloven echte vreugde schenken? Ze bekijken je stomverbaasd, wanneer je zoiets suggereert. En eerlijk, ik vind ook dat je verder raakt in een gesprek als de sfeer rustiger is. Maar, bedenk ik me: is niet het eerste wat van een evangelie wordt gezegd dat het een Blijde Boodschap is? Hoe tonen we dit aan jouw onderdanen?
Misschien met het verhaal van de drie koningen, drie wijzen uit het oosten? Ik kan me alvast niet van de indruk ontdoen dat minstens één van hen, bij het aandachtig kijken naar het Kind in de kribbe, zijn parelwitte tanden helemaal toonde en lachend, vervuld van vreugde en geluk, langs een andere weg terug naar huis ging.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten