15de zondag jaar - C - De barmhartige Samaritaan
Hebt u al de nieuwe affiches tegen zwerfvuil gezien? “Maar 1 blikje, denken 2 miljoen mensen per jaar” - “Maar 1 flesje, denken 750.000 mensen per jaar” - “Maar 1 kauwgom klinkt het 8 miljoen keer per jaar” - “Ach, 1 peukje klinkt het 40 miljoen keer per jaar”. Ik vind het goed gezien. Hoe vaak denken we niet dat één dingetje wel of niet doen eigenlijk niets uitmaakt? Een papiertje valt zo vlug uit je handen. Of je wil dat lege blikje of flesje wel in een vuilbak gooien, maar je ziet er nergens een staan… Dan moeten “ze” maar wat meer vuilbakken zetten, … Ik zou wel eens willen weten hoeveel mensen dat denken op een jaar. Maar zal u zeggen, niemand is toch zo perfect. We hebben allemaal wel eens een mindere dag, een dag dat we foutjes maken. Meestal hebben we het wel goed voor met het milieu, met mens en wereld. We weten eigenlijk heel goed wat we moeten doen.
En dan is er het evangelie van vandaag: één Samaritaan. En ik vraag me af: maakt wat deze ene mens doet, dan eigenlijk wel veel verschil? En waarom komt hij er wel toe
om te helpen en de twee anderen niet? Hadden die twee anderen gewoon een dag waarop je wel eens in de fout gaat? Of is er meer aan de hand? Het evangelie vandaag is een parabel. En, dat weten we, een parabel is geen verhaal dat meteen alles duidelijk maakt, maar eerder integendeel de normale dingen op zijn kop zet. Jezus vertelt het vandaag bovendien aan een wetgeleerde, die hem op de proef stelt. Uittest of Jezus niet in de fout gaat. En hij had daarvoor aan Jezus dé kernvraag gesteld: wat moet ik doen om het eeuwig leven te bereiken? Hoe kan ik “mijnen hemel” verdienen?
Jezus antwoordt niet, maar stelt een tegenvraag: wat zegt de wet? Tja. Als je dan een wetgeleerde bent, kun je moeilijk zeggen: ja maar, dat wou ik juist van u horen… Dus antwoordt hij met het dubbelgebod: “God beminnen en de naaste als jezelf”. Dat dubbelgebod geldt als een samenvatting van de volledige tien geboden. Je verwerft dus het volle leven, het echte leven, als je leeft volgens de geboden. Alle vrome joden weten dat. En Jezus zegt: doe dat dan. Maar de wetgeleerde wil toch nog zijn gezicht redden en vraagt door: ja maar wie is dan mijn naaste?
Dan vertelt Jezus de zo bekende parabel. Een voorval vol uitdagende details. Dat een priester en een leviet – iemand van aanzien - zich niks aantrekken van een slachtoffer, je voelt je ergernis al opkomen. Ze zouden allebei beter moeten weten. Maar dat er dan een Samaritaan te hulp schiet, dat is echt het andere uiterste. Samaritanen waren in de ogen van de joden halve heidenen, mensen die het helemaal niet nauw nemen met het onderhouden van de joodse wet. En ze keken dan ook met minachting op hen neer. De Samaritaan hoorde daar zelfs niet thuis. Hij is op reis, met vakantie, zouden we vandaag kunnen zeggen.
Maar de Samaritaan ziet de gewonde en, zegt het verhaal, hij kreeg medelijden. Medelijden. In onze taal is medelijden erg gemakkelijk fout te verstaan. We verstaan medelijden nogal eens als: “ocharme, die sukkelaar – daar zullen wij, die het zoveel beter hebben – eens iets goed voor doen, sè.”. Maar dan hebben we van die ander nog lang geen naaste gemaakt, nog lang geen mens, die we liefhebben zoals we onszelf liefhebben.
Echt medelijden gaat veel verder dan een gevoel in je buik, je emotioneel voelen. Echt medelijden, zoals de Samaritaan voelt, is je helemaal solidair voelen met de andere. Het is je helemaal herkennen in de situatie van een ander mens. Het is beseffen: die vreemde daar, dat had ik ook kunnen zijn,... Je naaste liefhebben als jezelf, is: je hart helemaal openstellen voor de mens die op je weg komen, verwacht of ook onverwacht. Je dan niet belangrijker voelen, niet rijker, maar ook niet minderwaardig of onbekwaam. Echt iemands naaste zijn, is je eigen standpunt verlaten, je “ik” loslaten en in de schoenen van de ander gaan staan. En dan: met liefde handelen, met barmhartigheid, met gepaste zorg, zoals je dat voor jezelf zou doen.
De wetgeleerde wou Jezus betrappen op foute interpretaties van de joodse wetgeving. Jezus wijst hem er uitdagend op dat de wetten en de regels kennen, de inhoud van het geloof kennen, niet slecht is, maar dat we dit in concrete situaties te “doen” hebben, en wel heel radicaal en barmhartig. Niet met het oog op onszelf en ons eigen “goed zijn”, maar volledig met het oog op de ander. Ook dat toont de Samaritaan. Hij maakt zich tot naaste, schiet het slachtoffer te hulp, maar doet niet alles zelf. Hij doet zonder aarzelen, wat er op dat moment nodig is. Wat hij zelf kan, doet hij. En als hij verder reist, draagt hij de zorg over aan anderen. Zijn eigen “goed zijn” komt nooit centraal te staan, wel dat het de ander, zijn naaste, verder goed zal gaan.
Eén Samaritaan die zich diep laat raken door wat op zijn levensweg komt, die er niet met een boog omheen loopt. En Jezus die eenvoudig zegt: Ga dan en doet gij evenzo. Stel je nu eens voor dat dit twee miljoen keer, 40 miljoen keer zou gebeuren op een jaar, en ook door u en door mij. Hoeveel verschil zou dit wel niet uitmaken?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten