Feest van Christus Koning
Dat er ooit een eindtijd komt en dat we allemaal definitief beoordeeld worden en dan tot de hemel of de nieuwe aarde worden toegelaten of daarvan worden uitgesloten, dat is een idee die in veel godsdiensten en ook in de populaire cultuur terug te vinden is.Voor christenen, joden en moslims lopen de ideeën over het laatste oordeel zelfs sterk in dezelfde richting. Bij de joodse eindtijd komt de Messias, alle doden staan op en er wordt geoordeeld wie tot de “komende wereld” wordt toegelaten. Ook in de islam is er een oordeelsdag. Ze ontvangen dan het boek waarin hun leven is opgetekend. De rechtvaardigen ontvangen het in hun rechterhand en gaan naar de paradijselijke tuinen. Ook in de populaire cultuur is het idee dat er ergens een soort van boekhouding wordt bijgehouden over hoe je leeft, terug te vinden. De kinderen kennen het van Sinterklaas. Want bij de intrede van Sinterklaas in Antwerpen is het hoogtepunt altijd de toespraak van Sinterklaas vanop het balkon en dan raadpleegt hij zijn grote boek om te zien of er stoute kindjes zijn of niet. En even wordt het spannend, maar dan blijkt het om een misverstand te gaan. En dan wordt heel plechtig en opgelucht afgekondigd: er zijn dit jaar geen stoute kindjes! En dus mogen alle kinderen gerust hun schoentje zetten.
En wij? Mogen wij ook zo gerust zijn over een mild oordeel? Want het is toch wel duidelijk: het is niet om het even wat je doet met en in je leven. De evangelielezing van vandaag laat dat glashelder – stralend wit- zien.
Jezus spreekt heel klare taal over het eindoordeel. Het gaat er niet over dat je boek dik of dun, neen, het enige wat telt zijn de daden van menselijkheid en medeleven: hongerigen spijzen, dorstigen laven, vreemdelingen opnemen, naakten kleden, zieken en gevangenen bezoeken.
Deze daden moet je niet doen om “punten te scoren”, neen, ze komen bijna onbewust, spontaan, vanuit een liefdevol hart. Dat merk je aan de reactie van de rechtvaardigen, die vragen: “wanneer hebben we dat dan voor u gedaan?” Ze hadden goed gedaan zonder ze dat echt beseften. God zegt hen: “wat je voor de minsten hebt gedaan, heb je voor Mij gedaan”. Het betekent dat je God maar kan leren kennen door je te richten op een medemens. God liefhebben is de concrete mens bijstaan met in zijn/haar noden en vragen.
In het boek “In gesprek met de vreemde ander” legt Roger Burggraeve uit wat hij als christen over het belang van de ander, heeft geleerd van de joodse filosoof Emmanuel Levinas, waar hij heel veel intense gesprekken mee heeft gevoerd. Levinas stelt het namelijk nog scherper. Hij stelt dat het bijstaan van de ander, voorgaat op alles. Levinas verwijst naar een verhaal over Abraham, die gastvrij is tegenover drie reizigers, die in de hitte van de woestijn rondzwerven. Levinas heeft hierbij een talmoedcommentaar geschreven, waarin hij verwijst naar een oude apoloog, een oude leerfabel. Die anekdote vertelt dat God op hetzelfde moment zou verschenen zijn aan Abraham als aan de drie vreemdelingen. Toen Abraham hen zag, sprak hij tot God: “Wil je even wachten, want ik moet eerst die drie reizigers ontvangen”. Die drie reizigers, overmand door vermoeidheid en dorst, gaan voor op de Eeuwige! Dat is toch wel een uitdagende gedachte!
En Levinas verbindt zijn leerfabel met de evangelielezing van vandaag. Hij zegt: dat we God ontmoeten in de noodlijdende is geen beeldspraak, dat is letterlijk zo. Recht doen aan de kwetsbare ander betekent: God zelf zien. Het werk van rechtvaardigheid doen – oog-in-oog met de noodlijdende ander – is noodzakelijk voor de doorbraak naar God. Er kan geen enkele kennis van God zijn, die niet samengaat met hoe we andere mensen behandelen. En zo nodigt het evangelie van vandaag ons uit om nog scherper te zien dat godsdienst mensendienst is en dat het deze weg is die ons leidt naar “de nieuwe hemel en de nieuwe aarde”. Daar woont God tussen mensen woont, en bestaan kwaad en ziekte en dood niet meer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten